ANTIBIOTICA RESISTENTIE

EEN NIEUWE BEDREIGING VOOR UW GEZONDHEID

Sedert een halve eeuw beschikken wij over antibiotica die het ons mogelijk hebben gemaakt om ernstige infecties veroorzaakt door bacteriën te bestrijden. Vóór het antibiotica tijdperk kenden vele van deze infectieziekten zoals meningitis, pneumonie en buikvliesontsteking vaak een dodelijke afloop.
De goede werking van deze geneesmiddelen begint snel te verminderen omdat meer en meer bacteriën verdedigingsmiddelen hebben ontwikkeld tegen de verschillende soorten antibiotica: ze zijn resistent geworden.
Daarom wordt het hoog tijd ons te bezinnen over het vaak onnodig gebruik van antibiotica en wat meer inzicht te verwerven in de relatie tussen microben en mensen, over infecties en onze natuurlijke verdediging en over antibiotica en waar ze nuttig gebruikt kunnen worden. 

MENSEN EN MICRO-ORGANISMEN 

Micro-organismen zijn de eerste levensvormen, ze hebben een enorm aanpassingsvermogen en zijn terug te vinden in miljoenen soorten op alle mogelijke plaatsen op aarde. Het overgrote deel leeft in het water en in de grond waar ze vooral zorgen voor de afbraak van dood organisch materiaal. Een kleine groep micro-organismen hebben zich aangepast aan hogere levensvormen (planten en dieren) en gebruikt ze als vaste of tijdelijke woonplaats en als omgeving om voedsel te verwerven. We noemen deze micro-organismen commensalen (letterlijk: tafelgenoten). Zoals alle dieren herbergen ook mensen een uitgebreide reeks commensalen (onze bacteriële microflora) op de oppervlakte van de huid en van alle slijmvliezen die in contact zijn met de buitenwereld (mond, maagdarmkanaal enz.). 

De meeste micro-organismen uit de natuur zijn voor ons totaal onschadelijk en kunnen bij ons zelfs niet overleven. De goed aangepaste commensalen die onze huid en slijmvliezen permanent gekoloniseren beschermen ons onrechtstreeks door hun aanwezigheid tegen ongewenste nieuwkomers.
Deze commensalen worden voortdurend bij elk contact tussen mensen uitgewisseld. Van elke soort bestaan vele varianten waartegen wij ons telkens moeten aanpassen door er specifieke antistoffen tegen te maken. Deze commensalen die slechts zeer zelden problemen veroorzaken zijn de ideale "trainingspartners" om onze verdediging tegen infecties op te bouwen en op peil te houden.
Slechts enkele soorten micro-organismen kunnen min of meer ernstige infecties en schade veroorzaken: men noemt ze pathogenen of ziekteverwekkers. 

De graad van pathogeniciteit (= schadelijkheid) is gedeeltelijk verbonden met het soort pathogenen maar wordt hoofdzakelijk bepaald door onze algemene gezondheidstoestand en de snelheid van onze lokale en algemene verdedigingsmechanismen. Uitzonderlijk kunnen commensalen bij een eerste contact ook infectieziekten veroorzaken als bij zeer sterke besmetting onze verdedigingsmechanismen niet tijdig op gang komen wegens bijkomende ongunstige omstandigheden (oververmoeidheid, stress, andere ziektes, slechte algemene toestand).
De meeste infecties genezen spontaan na min of meer korte tijd door het opbouwen van specifieke antistoffen tegen de infecterende soort of variant. Deze specifieke antistoffen garanderen ons tevens een snelle en doeltreffende verdediging als wij later nog eens met dezelfde soort of variant besmet worden. Bij ernstige bacteriële infecties of bij ongunstige spontane evolutie of bij patiënten met verminderde weerstand kunnen geschikte antibiotica het ziekteverloop gunstig beïnvloeden. Antibiotica genezen geen infectieziekten maar beletten bacteriën zich te vermenigvuldigen. Hierdoor krijgt ons lichaam de tijd om zijn verdediging te organiseren en de ziektekiemen te vernietigen en op te ruimen. 

MICRO-ORGANISMEN EN INFECTIES

Een besmetting is de situatie waarbij nieuwe micro-organismen op ons lichaam terechtkomen vanuit de omgeving via water, voedsel, lucht of direct contact met voorwerpen, mensen of dieren enz. In de meeste gevallen overleven die slechts enkele uren. Soms kunnen ze zich enkele tijd handhaven aan de oppervlakte van de huid of de slijmvliezen zonder dat ze noemenswaardige last bezorgen: dit noemen we kolonisatie.
Een infectie is een situatie waarbij een micro-organisme zich in of op een gastheer vermenigvuldigt en door zijn voortdurende aangroei en/of de productie van toxische stoffen ontstekingsreacties uitlokt, die het waarneembare gevolg zijn van de eerste lokale verdediging.
Onder infectieziekte verstaan we een infectie waarbij schade aan de weefsels of storingen in sommige functies optreden die gepaard gaan met typische tekens en symptomen (bv. hoesten, diarree, huiduitslag), die een aanwijzing geven van het soort infectieziekte. Ziekteverschijnselen treden pas op zodra door aangroei een bepaald aantal micro-organismen wordt overschreden. Vele infecties verlopen zonder typische ziektekenmerken met alleen een algemeen gevoel van "onwel zijn", omdat ons organisme snel en tijdig de vermenigvuldiging van de micro-organismen kon stoppen vooraleer ze in staat waren typisch waarneembare symptomen te veroorzaken. Dit noemt men subklinische infecties.
Micro-organismen die doorgaans uitgesproken schade of hinder veroorzaken bij infectie noemt men pathogenen. De meeste pathogenen zijn slechts in beperkte mate schadelijk. De schade of hinder wordt meestal veroorzaakt door de strategieën die deze pathogenen ontwikkeld hebben om zich tijdelijk succesvol te vermenigvuldigen en zich dan ruim te verspreiden. De gastheerreacties op de irritatie door de pathogeen (bv. hoesten, niezen, diarree) helpen deze laatste in zijn snelle verspreiding naar nieuwe gastheren.
Aanwezige commensalen kunnen soms infecties veroorzaken bij kwetsuren van de huid of de slijmvliezen, of als ze terechtkomen op plaatsen die normaal steriel zijn (bv. in de urineblaas). 

NATUURLIJKE VERDEDIGING TEGEN INFECTIES

De verdediging van ons organisme tegen infectie gebeurt op twee fronten. Een eerste fontlijn tracht de micro-organismen te stoppen aan de buitenkant van ons organisme; een tweede verdedigingslijn zorgt er voor dat binnengedrongen micro-organismen gedood en opgeruimd worden.
De uitwendige afweer berust vooral op mechanische en deels op chemische factoren. Onze intacte huid en slijmvliezen vormen een gesloten mechanische grens. Bacteriën die zich vastgehecht hebben worden regelmatig verwijderd door afschilferen van de buitenste huid- en slijmvliescellen. Het slijm waarin bacteriën vastkleven wordt systematisch verwijderd door trilhaarcellen in de ademhalingsweg, door de darmbewegingen in het spijsverteringskanaal, door hogedrukreiniging bij het ledigen van de blaas en door traanvocht in de ogen. Daarnaast zijn er een hele reeks chemische stoffen aanwezig in speeksel, maagzuur, galvocht, traanvocht en huidsmeer die micro-organismen doden of hun aangroei verhinderen. 

De inwendige afweer steunt op de vernietiging van micro-organismen door een reeks gespecialiseerde witte bloedcellen: de fagocyten of vraatcellen. Deze zeer beweeglijke cellen die in het bloed en de weefselvochten circuleren ruimen vreemd materiaal (micro-organismen) maar ook afbraakmateriaal van dode cellen op door het in zich op te nemen (fagocytose), te vernietigen en te verteren. Een aantal natuurlijke bestanddelen in plasma en lichaamsvochten kunnen op niet specifieke wijze reageren met binnengedrongen micro-organismen en ze zo chemisch binden aan de buitenwand van de fagocyten. Een veel efficiëntere methode is de productie van specifieke antistoffen, die telkens apart aangemaakt moeten worden tegen één welbepaald soort micro-organisme waarop ze zich op meerdere plaatsen kunnen vasthechten. Elke fagocyt bezit meerdere ankerplaatsen voor deze antistoffen zodat micro-organismen die met antistoffen bedekt zijn onomkoombaar vastgehecht worden en snel gefagocyteerd. Zodra er voldoende antistoffen geproduceerd worden gaat de vernietiging van de micro-organismen sneller dan hun vermenigvuldiging en geneest de patiënt.
Het opstarten en de productie van specifieke antistoffen bij een eerste contact vereist een voldoende lange contacttijd met het pathogene micro-organisme en dus een iets langere ziekteperiode. De beloning voor dit ongemak is een efficiënte bescherming tegen latere infecties met dezelfde soort pathogenen, omdat dan de antistofproductie onmiddellijk begint en de infectie stopt. Dit noemt men immuniteit. 

ANTIBIOTICA EN ANTIBIOTICA RESISTENTIE

Antibiotica zijn chemische stoffen die uitgescheiden worden door micro-organismen uit de natuur die leven in de grond en in het water. Die stoffen hebben "antibiotische" of "levensverhinderende" eigenschappen en dienen om concurrerende micro-organismen te doden of beletten te groeien.
Wetenschappers zijn er in geslaagd deze antibiotica producerende micro-organismen in massa te kweken en de geproduceerde antibiotica af te zonderen en te zuiveren. Deze antibiotica gebruiken wij thans om bacteriën te bestrijden die bij ons infectieziekten veroorzaken. Antibiotica zijn alleen actief tegen bacteriën en niet tegen virussen die ook infectieziekten kunnen veroorzaken zoals griep of verkoudheid.
De bacteriën die typisch bij mensen voorkomen, zowel commensalen als pathogenen, waren aanvankelijk zeer gevoelig voor de antibiotica die geproduceerd worden door micro-organismen uit de grond, waarmee ze normaal niet in contact komen. In tegenstelling daarmee hebben micro-organismen uit de natuur onder druk van regelmatige blootstelling allerlei soorten resistentiemechanismen ontwikkeld om aan de schadelijke werking van de antibiotica van hun concurrenten te ontsnappen. Antibiotica resistentie is dus de regel bij de bacteriën in de wijde natuur en gevoeligheid voor antibiotica de uitzondering. 

Verder is gebleken dat de informatie die nodig is om resistentiemechanismen op te bouwen vlot kan uitgewisseld worden tussen micro-organismen, niet alleen binnen de soortgenoten maar ook tussen verschillende soorten onderling. Inmiddels hebben onze typisch menselijke commensalen en pathogenen een deel van deze resistentiemechanismen overgenomen en er zelf nog bij ontwikkeld. Dit resistentieprobleem is traag op gang gekomen maar neemt steeds sneller toe onder invloed van overmatig antibioticagebruik. Dit hoeft ons niet te verwonderen want het volgt de oeroude natuurwet van de "overleving van de sterkste". 

Antibiotica maken geen onderscheid tussen commensalen en pathogenen of tussen schadelijke en onschadelijke bacteriën. Antibiotica maken alleen onderscheid tussen gevoelige bacteriën die uitgeroeid worden en min of meer resistente bacteriën die kunnen overleven. Telkens als wij antibiotica gebruiken, om welke reden ook, zullen de meest gevoelige bacteriën verdwijnen en de meer resistente overblijven. Commensalen zijn bacteriën die steeds permanent op ons lichaam aanwezig zijn. Als ze gevoelig zijn en verdwijnen door antibioticagebruik worden wij zeer snel terug gekoloniseerd door nieuwe commensalen uit onze onmiddellijke omgeving zodra de antibioticatherapie stopt. Maar als deze commensalen resistentiemechanismen ontwikkeld hebben gaan ze overleven, of als wij besmet worden tijdens een antibioticakuur door mensen uit onze omgeving die resistente commensalen dragen dan worden wij gekoloniseerd met resistente commensalen. Mensen die regelmatig antibiotica toegediend krijgen gaan vaak meerdere soorten commensalen meedragen die tegen een of meerdere soorten antibiotica resistent zijn, en die ze ook in hun omgeving verspreiden. Als een groot deel van de bevolking regelmatig antibiotica krijgt worden op den duur alleen nog maar resistente bacteriën uitgewisseld. Bij pathogenen komt dit selectieproces minder frequent voor omdat ze niet permanent aanwezig zijn en na de infectie op vrij korte tijd verdwijnen; maar pathogenen kunnen resistentiemechanismen verwerven vanuit de commensale flora.
Commensalen kunnen uitzonderlijk ook ernstige infecties veroorzaken. Als iemand met verminderde weerstand pech heeft en besmet wordt met een nieuwe resistente variant waartegen hij zich slecht verdedigt dan kan hij een infectie oplopen die niet meer reageert op antibioticatherapie.
Onnodige antibioticatoedieningen veroorzaken een resistentie risico niet alleen voor de patiënt die de antibiotica krijgt maar eveneens voor zijn onmiddellijke omgeving. 

VERLOOP VAN INFECTIES EN RATIONEEL ANTIBIOTICAGEBRUIK

Infecties starten met een besmetting door micro-organismen waartegen wij nog geen specifieke afweer bezitten. Deze ziekteverwekkers gaan zich ergens aanhechten of binnendringen en zich ter plaatse vermenigvuldigen. Ziektesymptomen doen zich pas voor als een bepaald drempelaantal overschreden wordt (verschillend per soort), zodat dan de schade of de reacties van het lichaam waarneembaar wordt. Naarmate dit drempelaantal overschreden wordt nemen de symptomen verder toe. Zodra de weerstand goed georganiseerd is worden er meer micro-organismen vernietigd dan er bijkomen en nemen de acute symptomen af tot ze tenslotte helemaal verdwenen zijn. Het opruimen van de schade in de weefsels en het verdwijnen van de lokale irritatie (bv. de hoestprikkel) kan echter nog een tijd duren nadat de eigenlijke infectie reeds voorbij is. 

Bij de meeste bacteriële infecties treedt er na enige tijd een spontane genezing op dank zij de goede werking van onze natuurlijke afweermechanismen. Maar als de oorzaak een echt gevaarlijke pathogeen is (bv. een typhusbacil) of als er een zeer zware besmetting optreedt met overrompeling van het afweersysteem (bv. bij pneumonie of bij meningitis) dan kan de schade zeer ernstig worden en de ziekte eventueel dodelijk aflopen. In zulke gevallen is het gebruik van actieve antibiotica noodzakelijk en vaak levensreddend. 

Antibiotica genezen geen infectie maar stoppen wel de groei van gevoelige bacteriën zodat de gastheer de tijd krijgt om zijn afweer te organiseren, de micro-organismen te doden en van zijn infectie te herstellen.
De meeste infecties die wij doormaken worden echter veroorzaakt door virussen waartegen antibiotica totaal inactief zijn. De meeste virusinfecties beperken zich tot een invasie van de oppervlakkige slijmvliescellen waardoor de schade beperkt en tijdelijk is, en die meestal snel spontaan genezen.
Antibiotica gebruiken als het niet nodig is kan de oorzaak zijn dat ze niet meer werken als we ze echt nodig hebben. Als antibiotica correct gebruikt worden zijn het waardevolle en belangrijke geneesmiddelen.